Uit hst 6. De psychiatrisch-neurologische afdeling 1928-1976

Wat betekende deze diagnose anno 1927?

Meningitis

In 1927 werden in Heerlen in totaal 16 patiënten met een meningitis behandeld. Er wordt niet vermeld of dit bacterieel of niet was, maar uit het sterftecijfer is aannemelijk dat het hier voornamelijk om bacteriële meningitiden ging, want 7 van de 9 patiënten met (gewone) meningitis overleden (waarvan 2 van 4 kinderen) en 1 van de 8 met een meningitis cerebrospinalis epidaemica (waarvan 1 van 4 kinderen).[1] De voornaamste verwekkers waren destijds al bekend zoals tuberculose (v.a. 1882), de pneumococ (v.a. 1881 aanvankelijk vooral bekend als verwekker van de lobaire pneumonie), de meningococ (v.a. 1887) en v.a. 1892 de hemophilus influenzae (zie Uiterwijk & Koehler, 2012).

Het was destijds al ruim 20 jaar mogelijk om m.b.v. een lumbaalpunctie de diagnose bacteriële meningitis te stellen (nl. sinds 1891).[2] Het was nog niet mogelijk om antibiotica toe te dienen, want die werden pas v.a. de jaren 1940 geïntroduceerd.[3] Wel was het mogelijk antiserum toe te dienen, m.n. voor de meningococcenmeningitis. Zo overleefde gedurende de eerste wereldoorlog 67% van ruim 2400 Amerikaanse militairen de aandoening, terwijl deze bij kinderen nog een aanmerkelijk hogere mortaliteit had (50%).[4] Deze gegevens komen goed overeen met de Heerlense getallen.

Vanaf 1960 worden de liquoruitslagen ook in de jaarverslagen aangegeven (liquores 2063 keer Nonne, Pandy en cellen; 146 keer een kweek afgenomen waarbij slechts enkele keren een bacterie werd gekweekt: meningococ 2, stafyloccoccus aureus hemolyticus 2, pneumococ 5, hemophilus influenzae 8 en TBC 1).[5]

[1] Dit is de oude term voor meningococcenmeningitis, ook wel nekkramp genoemd. Epidemieën hiervan werden reeds vanaf 1805 beschreven (Uiterwijk & Koehler, 2012).

[2] Heinrich Irenäus Quincke deed de puncties aanvankelijk bij hydrocephalus en meningitis met therapeutische doelstelling maar realiseerde zich spoedig het belang voor de diagnostiek; zie Frederiks & Koehler, 1997.

[3] Ofschoon Alexander Fleming de ontdekking reeds in 1928 deed, duurde het nog ruim 10 jaar alvorens bruikbare hoeveelheden penicilline konden worden geïsoleerd en werd behandeling pas tijdens de tweede wereldoorlog op grote schaal toegepast (Uiterwijk & Koehler, 2012).

[4] Zie Bell & Silber, 1971 en Uiterwijk & Koehler, 2012.

[5] De reacties van Nonne, Pandy en cellen werden vroeger dikwijls door de neuroloog of zenuwarts zelf uitgevoerd. Schrijver van dit hoofdstuk ging na in de jaren 1980 na de lumbaal punctie met de liquor naar de microscoop om het aantal cellen te tellen en vervolgens werd de hoeveelheid eiwit geschat m.b.t. de reacties van Nonne en Pandy door de liquor op een horlogeglas te mengen met reactievloeistof. Bij de Pandyreactie was dat carbolzuur en bij de Nonnereactie (ook wel Nonne-Apelt reactie genoemd) betrof het een liquoruitvlokkingsreactie op gammaglobuline. Voor meer informatie over de reacties en de ontdekkers hiervan zie Koehler, 1995a, pp.262-3 en Zeman, 1995, pp.246-8).